Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [13]Waarmede zal ik den HEERE [14]tegenkomen, [en] mij bukken voor den [15]hogen God? Zal ik Hem tegenkomen met brandofferen, met [16]eenjarige kalveren? 13. Hier wordt het volk ingevoerd, als antwoordende op de voorgaande woorden van den profeet, en vragende wat zij dan zouden moeten doen, dat God behagen mocht. 14. Dat is, bejegenen, tegemoet gaan. Alzo wordt het Hebr. woord genoemn, Deut.23:4; Neh.13:2, enz.; of voorkomen, dat is, zijn toorn en straf ontgaan. 15. Hebr. den God der hoogheid. 16. Hebr. zonen, of kinderen van een jaar.